Boeddhistische weerspiegelingen

Dit zijn stukjes tekst die u wellicht inspireren en die gekozen zijn uit:

‘In relatie zijn met jezelf én de anders vanuit boeddhistisch perspectief’,
auteur Dorien Quik.

 

 

In relatie zijn met jezelf én de ander, deel 1

Boeddhisme is een levensfilosofie. De leer is te herleiden naar Boeddha Shakyamuni die zo’n 2.500 jaar geleden werd geboren in Lumbini, het zuiden van Nepal. Op 35-jarige leeftijd bereikte Boeddha de verlichting, waarna hij nog ongeveer 45 jaar lang zijn filosofie onder de aandacht van vele mensen bracht, voornamelijk in Bihar en oostelijk Uttar Pradesh in India. De leer van de Boeddha verspreidde zich daarna in andere delen van India en Azië en werd rond de achtste eeuw na Christus in Tibet geïntroduceerd.

Het centrale punt in de leer van de Boeddha is het welzijn van levende wezens. Dit zijn de wezens die de Boeddhanatuur in zich hebben. Dit geldt in onze wereld voor mens en dier, alleen de mens is in staat zich weer bewust te worden van zijn oorspronkelijke natuur. Welzijn betekent dat we onze geestelijke vermogens (1) verbonden hebben met ons lichaam, zodat de geest zich door middel van het lichaam tot uitdrukking kan brengen. We zijn in relatie met onszelf.

Het lichaam, de vorm of de materie, is slechts korte tijd op aarde aanwezig terwijl onze Boeddhanatuur, de geest, eeuwigdurend verder gaat. Het is daarom een uitdaging om het eindige met het oneindige te verbinden en vice versa. De psyche, zoals we dit in onze cultuur noemen, zou deze twee tegenstellingen met elkaar kunnen verbinden.
Toch gebruiken we onze psyche meestal om inzicht te krijgen in onze omstandigheden en daarmee te leren omgaan. Dit leidt echter niet tot innerlijke vrijheid maar tot een overlevingsstrategie waarmee we ons kunnen handhaven in ons huidige bestaan. Innerlijke vrijheid is in relatie zijn met jezelf. Het is een innerlijke kracht waar we op kunnen vertrouwen en op kunnen bouwen, daar zijn fundament de kosmische wetmatigheid vertegenwoordigt. Hiervoor hebben we kennis nodig over de werking van de geest en zullen we de geest moeten trainen.

(1) Geestelijke vermogens: dat waarin we onze geest bewust getraind hebben zoals mededogen, liefde, gelukzaligheid.

 

In relatie zijn met jezelf én de ander, deel 2

De geest
Boeddha zegt in zijn leringen dat alles geest is en dat deze helder en kennend is. De geest is de creator van alle verschijnselen, zowel van de mentale zoals gedachten, ideeën en mentale objecten als van de niet-mentale objecten zoals het lichaam met zijn zintuigen. De geest zelf mist elke vorm, maar door zijn kracht ontstaat ieder verschijnsel of fenomeen. Hieruit volgt dat zowel een gedachte als een gesproken woord als een lichaam oorspronkelijk is ontstaan vanuit de absolute geest.

De geest is aan de ene kant eeuwigdurend en in die zin absoluut, en aan de andere kant is er de verandering in ieder moment en in die zin is hij relatief. Eeuwigdurend is eigenlijk zo’n abstract gegeven dat we ons hier niet echt een voorstelling van kunnen maken. De meest voor de hand liggende verduidelijking kan dan ook alleen maar zijn dat er geen begin en geen eind is. De relatieve geest daarentegen heeft een begin, een midden en een eind. Door de voortdurende beweging van energie is deze verandering waarneembaar en in veel gevallen zijn we ook in staat dit te ervaren. De absolute geest is onvergankelijk en onveranderlijk terwijl de relatieve geest vergankelijk en veranderlijk is. Door deze schijnbare tegenstellingen worden meestal onjuiste conclusies getrokken en worden ze met elkaar verward. Zo denken we vaak dat onze persoonlijkheid onveranderlijk is en dat deze voor altijd in herinnering bij onze directe familieleden aanwezig zal zijn. Hierdoor richten we onze energie op onze persoonlijkheid met de daarbij behorende buitenwereld en verwelkt onze binnenwereld.

Om de twee soorten geest niet door elkaar te halen wordt de absolute geest vaak voorgesteld als een oceaan en de relatieve geest, de psyche, die vastgeklonken zit aan onze persoonlijkheid, als een golf. Deze metafoor zorgt ervoor dat we inzien dat de golf altijd terugkeert naar zijn oorsprong, gelijk de persoonlijkheid die altijd terug zal keren naar de absolute geest. Dit verduidelijkt meteen dat alles is ontstaan uit de absolute geest en dat bijvoorbeeld een gedachte of een persoon daaruit is voortgekomen en er uiteindelijk weer naar toe terugkeert.

Een andere metafoor die vaak gebruikt wordt als we mediteren is die van een moeder en een kind. De moeder is de absolute geest van waaruit alles ontstaat en dan is het kind de relatieve geest, de persoonlijkheid. De persoonlijkheid vergeet vaak zijn ontstaan uit de moeder waardoor het zijn gedachten, woorden en daden als iets eigens gaat beschouwen. Bovendien worden ze verheven tot iets absoluuts, iets eeuwigdurends, waar niemand anders aan mag komen. Dit zorgt voor een groot lijden omdat er niet één creatie eeuwigdurend hetzelfde zal blijven. Stel dat moeder en kind in iedere creatie samen zijn, dan zal er een ervaring van vreugde ontstaan. Deze houdt stand zowel bij het ontstaan van de creatie als bij het vergaan. Dit is innerlijke vrijheid. 

 

In relatie zijn met jezelf én de ander, deel 3

Relatie
We worden geboren uit een ouderpaar. Zijn ze vol liefde naar ons toe, dan schenkt dit veel zelfvertrouwen en een gevoel van welkom zijn; een heerlijk begin van een leven op aarde. Als we wat ouder worden vormen we ons een idee over onze eigen positie binnen de context van ons ouderlijk huis. Valt deze goed uit, dan gaan we vrolijk door het leven en bezien al onze levenservaringen luchtig. Is de uitkomst daarentegen teleurstellend, dan bemerken we dat dit ons ons hele leven achtervolgt. Ons leven lijkt zo bepaald te zijn door onze afkomst en jeugd. Dit gegeven wordt binnen de boeddhistische filosofie vaak naar voren gebracht.

Er wordt gesteld dat de allereerste aanblik en de daarbij behorende ervaring van de moeder en van de vader alle verdere relaties in ons leven zullen beïnvloeden. Zo ook de relatie met onszelf.

Wat is een relatie en hoe komt deze tot stand?
Een relatie is als een spiegel waarin alles gereflecteerd wordt. Deze reflecties zijn alle fenomenen in hun beider hoedanigheden. Eenvoudig gesteld zouden we kunnen zeggen: het goed én het kwaad of de talenten én de tekortkomingen. We beschouwen ze vaak als tegenstellingen die elkaar bestrijden. Vandaar dat deze weerspiegelingen ons zodanig verwarren dat we besluiten om willekeurig aan iets uit de vele reflecties in onze geest aandacht te schenken. Sterker nog, we denken dat we dit zelf hebben bedacht en bepaald en koesteren het als een kostbaar bezit.
In relatie zijn met onszelf betekent dat we het pad naar binnen gaan. Dit gebeurt door meditatie, waarbij we de geest onderzoeken.
Als we mediteren worden we ons ineens bewust van de lawines van gedachten die in ieder moment aanwezig zijn. Door alle gedachten te beschouwen als trillingen van de hersenen of als energie die in contact komt met de hersenen waardoor een gedachte ontstaat, traint de mediterende zich om er niet één uit te pakken. Ze zijn gewoon aanwezig, het is een ervaren van hersenactiviteit; het is een reflectie van de geest. Dit leidt vaak tot een grote ontdekking: er is niet iemand die denkt. Er zijn oneindig veel gedachten aanwezig op aarde en soms worden deze opgemerkt in een brein.
Rond de jaren zeventig/tachtig van de vorige eeuw werd dit (her)ontdekt en werd de beïnvloeding daarvan op mens en dier een ‘morfologisch veld’ (2) genoemd.

Een gedachte
Door de vele gedachten die gewoon rondcirkelen in ons brein halen we er een paar uit. Wat we eruit halen is dat wat diep in onszelf al als een zaadje aanwezig is. Dus de gedachte is een reflectie van onze geest, waardoor we deze als een bevestiging van iets dat diep in onszelf aanwezig is beschouwen. Daarentegen zullen gedachten die niet aanwezig zijn in ons bewustzijn langs ons heengaan. We merken ze niet op omdat er geen reflectie is. Dit geeft veel inzicht.

De relatieve geest, de persoonlijkheid, maakt van een gedachte zijn bezit, zijn anker, en voedt de gedachte steeds opnieuw waardoor deze een kracht wordt. Dit wordt een conditionering die veiligheid schenkt en daardoor uiteindelijk het leven van de persoonlijkheid wordt. Zodra iemand met een idee komt dat indruist tegen een eigengemaakt denkpatroon worden we ogenblikkelijk kwaad en agressief. We verdedigen ons denkraam met hand en tand. Dit kost veel energie en uiteindelijk zal dit ook ten koste gaan van onze gezondheid. Verdedigen is uitputtend en schenkt geen voldoening. Natuurlijk is er even de kortstondige overwinningsroes als we denken de ander met onze argumenten te hebben overtroffen, maar het beklijft niet.

De willekeurigheid van onze eigen gemaakte gedachtestroom zorgt ervoor dat we niet in staat zijn om onszelf als een heelheid, als perfect en compleet te ervaren. Sterker nog, we voelen ons gefragmenteerd en weten niet waar onze kracht én onze beperkingen liggen. Over onze kracht hebben we nog wel een idee omdat we denken daar invloed mee te kunnen uitoefenen op onze omgeving. Deze kracht gebruiken we om ons een houding te geven en maken het tot ons visitekaartje. Daarnaast zetten we dezelfde kracht ook in om aandacht te vragen voor onze vermeende tekortkomingen. Meestal zijn dit niet onze echte beperkingen maar die eigenschappen die veel energie vanuit de omgeving opleveren. Onze werkelijke beperkingen of tekortkomingen willen we niet echt leren kennen waardoor we ze meestal overschreeuwen. Of we gooien ze meteen even op tafel zodat niemand anders ons ermee kan confronteren.

Al met al hebben we een leven gecreëerd dat bestaat uit willekeurige gedachten, ontstaan vanuit onze ouders en directe omgeving. Als we oprecht zijn hebben we hier eigenlijk niet veel voor hoeven doen; we zijn gewoon meegegaan met de stroom die we onszelf door omstandigheden hebben aangeleerd. Dit schenkt quasi veiligheid. Bovendien zorgt het ervoor dat we ons niet verder hoeven te ontwikkelen omdat we precies denken te weten hoe alles in elkaar steekt. 

(2) Een morfogenetisch veld (vormscheppend veld) is een begrip uit de ontwikkelingsbiologie en duidt een groep cellen aan die gezamenlijk, onder invloed van lokaal actieve discrete signaalstoffen, een anatomische structuur zoals ledematen of organen vormen.
Dr. Rupert Sheldrake heeft een visie ontwikkeld die het begrip morfologische velden veel algemener maakt dan hiervoor beschreven. Deze door hem ‘morfische velden’ genoemde velden functioneren zonder signaalstoffen of via signalen, maar direct. Hij geeft verklaringen met deze velden die niet beperkt worden tot één biologisch wezen. (Bron: Wikipedia).


In relatie zijn met jezelf én de ander,
deel 4

De kracht van het denken
Zoals gezegd worden we tijdens de meditatie overspoeld door gedachten die continu blijven komen, die niet in relatie met elkaar lijken te staan en waarbinnen meestal geen logisch verband te vinden is. Dit is een heel ontluisterende gebeurtenis. Doordat we niet weten waar al die gedachten vandaan komen en we niet in staat zijn ze een halt toe te roepen, blijft de stroom doorgaan. We proberen deze tot stilstand te brengen door een enkele gedachte eruit te halen en daarover te piekeren of we negeren ze allemaal en concentreren ons intens op iets anders. Het zijn echter allemaal vluchtwegen, die even de gedachtestroom lijken in te dammen om vervolgens nog indringender aanwezig te zijn.
We weten niet wie deze stroom op gang brengt en dan ligt het voor de hand dat we denken dat onze ouders dit hebben bewerkstelligd en/of onze omgeving. Heel interessant dat we menen hier niet zelf verantwoordelijk voor te zijn; we achten onszelf niet in staat zoveel verwarrende gedachten te produceren.

Bestaat er een denker die denkt? Dit verder uitwerkend zijn er ook de volgende vragen: Is er een windmaker die zorgt voor de wind? Is er een stormmaker die het laat stormen? Is er iemand die het licht in de zon aansteekt? Meteen zouden we deze vragen van de hand doen omdat we natuurlijk weten dat wind ontstaat vanuit een potentiaalverschil welke we hoge- en lagedrukgebied hebben genoemd, en dat de zon straalt vanwege alle kernfusies die daar plaatsvinden en die we als straling op aarde kunnen waarnemen. Zo verder redenerend is er ook geen denker die denkt. Het denken ontstaat vanuit de energie die op dat moment in het brein aanwezig is en die voor een bepaalde gedachte in ons bewustzijn zorgt.

Als we dit kunnen ervaren doordat we geconcentreerd in onszelf aanwezig zijn, komen we vanzelf bij onze natuurlijke intelligentie terecht. Dan ervaren we het ontstaan van een gedachte: zijn geboorte, zijn volledige ontwikkeling en hoe deze vanzelf weer uitdooft. Een heel interessante ervaring. Doordat de geest dit zelf ervaart, ontstaat er een enorme ontspannenheid ten aanzien van gedachten: ze zijn er gewoon, we hoeven er niet iets mee te doen. Het is een uitdrukkingsvorm van energie die op dit moment aanwezig is waar geest en lichaam (brein) elkaar ontmoeten. 

 

In relatie zijn met jezelf én de ander, deel 5

Trainen van de geest in opmerkzaamheid
Op een helder ogenblik zien we in dat we voortdurend in eenzelfde cirkel ronddolen. We hebben getracht onze omstandigheden te veranderen en in eerste instantie leek dit ook veel geluk te brengen. Echter, na verloop van tijd voelden we weer de onderhuidse ontevredenheid opkomen. Al onze omstandigheden zijn echter karmisch bepaald, tenzij onze geest zich daarvan helemaal heeft bevrijd.
Vandaar dat we de meeste omstandigheden niet zullen kunnen veranderen: we hebben ermee te leven. Wat we wel kunnen veranderen zijn onze gedachten over de omstandigheden.

Dit vraagt veel studie over de werking van de geest en daarnaast veel geduld en moed. Het veranderen van een gedachte is namelijk niet het ene hersenspinsel voor het andere inruilen. Het vergt overgave aan ons innerlijk weten, onze natuurlijke intelligentie. Hiervoor zullen we in relatie moeten zijn met onszelf; met geest en lichaam.
Voorafgaand aan een creatie is er een gedachte. We kunnen stellen dat als we nu kijken naar ons lichaam, we kijken naar de creatie van een gedachte. Onze geest heeft het lichaam vanuit een gedachte gecreëerd en het is dankzij de omstandigheden, onze biologische ouders, dat deze gedachte hier op aarde tot leven kon komen. Dit schenkt een totaal andere kijk op ons bestaan: we zijn volledig van onszelf en niet van onze ouders. Toch zullen we hun hulp gedurende de vormgeving van de gedachte, het ontstaan van een embryo tot en met de geboorte en het overleven van de eerste levensjaren, nooit vergeten.
Het trainen van de geest begint met het trainen van het lichaam om stil te zitten in een ontspannen alerte positie waarbij de wervelkolom recht is. Dan ademen we een paar keer diep in en uit en ervaren het rijzen en dalen van de buik. Het ervaren van wat er in dit moment gebeurt, is de eigenlijke meditatie. Er is het rijzen en dalen van de buik. Vervolgens kunnen we de focus naar het begin, naar het midden en naar het einde van het rijzen brengen en dit bewust ervaren. Na verloop van een paar minuten kunnen we hetzelfde doen bij het dalen van de buik: het begin, het midden en het eind helemaal bewust ervaren.

Uiteindelijk wordt de relatieve geest kalm en stil en kunnen we ons helemaal overgeven aan de relatie met onszelf, het zijn in het moment.

 

In relatie zijn met jezelf én de ander, deel 6

Het lichaam
Het lichaam bestaat, net als de levenloze materie om ons heen, uit de vier elementen aarde,
water, vuur en lucht. Wat bijvoorbeeld als het aarde-element wordt aangemerkt is in werkelijkheid niet aarde in de letterlijke betekenis. Het gaat bij deze begrippen om de principes van de materie, die in ons lichaam dezelfde zijn als erbuiten. Het herkennen hiervan door de eigen ervaring is een belangrijke stap om geestelijk te verfijnen; het pad van de training van de geest. Om in relatie met onszelf te zijn moeten we zowel de werking van de geest als van het lichaam onderzoeken. Ons lichaam voelt en denkt niet, slechts de geest denkt en voelt. Het lichaam is een object voor de geest en in het menselijk bestaan zijn ze van elkaar afhankelijk. Zo zou de geest niet onder het lichaam kunnen bestaan en zonder lichaam zou het bewustzijn niet kunnen opkomen. Vandaar dat wel eens gezegd wordt dat de geest een lamme is en het lichaam een blinde en pas wanneer ze gebruik maken van elkaars kwaliteiten zijn ze in staat een relatie met elkaar aan te gaan. 
Het lichaam bestaat uit de vier elementen die zichzelf niet bewust zijn van hun kenmerken. Alleen in een door de geest bewoond lichaam is het mogelijk dat bewustzijn de elementen en hun kenmerken waarneemt. De elementen van het lichaam vertegenwoordigen zelf geen verontreinigingen, maar ze kunnen wel objecten van geestelijke verontreiniging zijn, zoals van afkeer en verlangen.
De geest is aan zeer snelle veranderingen onderhevig, het lichaam verandert veel langzamer en is daarom in eerste instantie het object van onderzoek om de relatie tussen geest en lichaam te kunnen duiden. Ons lichaam is aan continue veranderingen onderhevig en op een grof niveau is dit herkenbaar: het verandert door de inwerking van hitte en koude, door de inwerking van zon en wind en zo zijn nog vele uiterlijke beïnvloedingen denkbaar. De veranderingen op fijnere niveaus, die ononderbroken plaatsvinden, kunnen tijdens meditatie worden ervaren.

Een foetus in de baarmoeder van Leonardo da Vinci (ca. 1510-1513)

 

 

 

 

 

 

 

 

De vier elementen
De leer van de vier elementen, de grondslagen van de materie voor zowel het levenloze als voor ons lichaam, berust op de directe ervaring tijdens meditatie verkregen. De vier elementen treden onscheidbaar van elkaar op, ze zijn volkomen van elkaar afhankelijk en juist door de onderlinge verbondenheid wordt het lichaam in stand gehouden. Toch zullen ze niet allemaal op hetzelfde moment een even groot aandeel in het geheel innemen, dit verandert voortdurend.
Wanneer we bijvoorbeeld over aarde spreken dan bevat dit in meerderheid het aarde-element, maar ook de overige elementen van water, vuur en lucht. Ditzelfde principe geldt voor de andere elementen. Wanneer we de functie en kenmerken van de elementen niet zien en deze niet bewust waarnemen leidt dat tot een onjuiste waarneming. Daardoor ontstaat gehechtheid. Dan nemen we de aarde en het lichaam waar als mooi en we willen ze hebben. Of aarde en lichaam bevallen iemand niet en er wordt met afkeer gereageerd. Of iemand meent dat de elementen hem toebehoren, waardoor er trots ontstaat. Zulke visies berusten op onwetendheid. Zien we de kenmerken slechts als kenmerken, dan ontstaat er noch afkeer noch verlangen. Er ontstaat trots omdat we ons de elementen toe-eigenen en dan dit bezit als mooier beschouwen dan dat van een ander bijvoorbeeld. Hierdoor ontstaat ook verlangen. Door het in bezitnemen van de vier elementen vindt iemand zichzelf beter, gelijk of slechter dan anderen. Als we materiële verschijnselen zoals ons lichaam analyseren, komen we altijd alleen maar terug bij deze vier elementen of domeinen. Daar ze ons hele universum vertegenwoordigen worden ze vernoemd naar de vier grote bepalende verschijnselen: het aarde-element voor alles wat vast is, het waterelement voor alles wat vloeibaar is, het vuurelement voor alles wat zich als hitte of koude laat voelen en het luchtelement voor alles wat zich beweegt en wat ondersteunt.

 

In relatie zijn met jezelf én de ander, deel 7

Vervolg van De vier elementen
De kenmerken van de elementen zijn:
Het aarde-element heeft de kwaliteit van het zich uitbreiden, het dient door vastheid als ondersteuning en fundament voor de andere elementen. Zonder het aarde-element zouden de andere elementen geen houvast hebben en konden ze niet bestaan. Het aarde-element ontvangt de andere elementen. Het biedt stabiliteit. Kenmerken: hardheid, ruwheid, zwaarte, zachtheid, gladheid en lichtheid.
Het waterelement houdt de andere elementen bij elkaar. Zonder water zouden de andere elementen, in het bijzonder het aarde-element, uitdrogen en verstrooid worden. De andere elementen kunnen zich in water oplossen en daardoor vloeibaar worden, zoals we poeder in water strooien om te voorkomen dat het weggeblazen wordt. Kenmerken: stromen en cohesie (het bij elkaar houden).
We kunnen het waterelement niet zelf waarnemen door ons lichaamsbewustzijn. We kunnen slechts de kenmerken van de andere elementen waarnemen als ze met water in aanraking komen. Dit is via de temperatuur van het vuurelement, de hard- of zachtheid van het aarde-element en van de beweging als het water over de huid stroomt. De beweging is het luchtelement dat in het water aanwezig is. Slechts door deze gevolgtrekking weten we dat het water is.
Het vuurelement heeft als kenmerken hitte en koude; het toont zich als warmte of hitte, of, in zijn afwezigheid, als koude. Het heeft de functie van rijpen en maakt week. Denk aan het koken van groenten. Ook in het lichaam heeft het de functie van rijpen, daar het alle verteringsprocessen in gang zet en de opgenomen voeding zacht en opneembaar maakt. Als het koud is, zeggen we: “Ik voel me helemaal verstijfd van de kou.” Spieren kunnen door langdurig aan koude te zijn blootgesteld, keihard worden. Er is dan een teveel aan aarde en door warmte, het vuur, worden ze weer zacht.
Het luchtelement, ook windelement genoemd, heeft als kenmerken ondersteunen en duwen/druk. Het laat zich zien door allerlei soorten beweging. Van grootschalige verschuivingen tot aan de fijnste vibraties kan het zich op velerlei wijzen kenbaar maken. Het kan bijgevolg verschijnen als een grote vloeiende beweging of als een reeks van vele  kleine bewegingen. Het heeft als functie de andere elementen te verplaatsen, ze naar een andere plek te brengen. We kunnen het waarnemen als een beweging die steeds in een meer of minder sterke druk eindigt. Of het uit zich in een trekken of duwen. De andere functie van het luchtelement is die van het ondersteunen. Als er geen lucht in ons lichaam was tussen de vaste weefsels, zou het hele lichaam slechts een hoop ingestorte weefsels zijn. Als er een tekort is aan het luchtelement met zijn ondersteunende functie, ontstaat er wrijving en de daaruit voortkomende onaangename gevoelens, die we als pijn aanduiden.

De elementen aarde en water lijken op elkaar omdat ze beide tot de zware elementen behoren. De elementen vuur en wind behoren tot de lichte elementen. De elementen zijn van elkaar afhankelijk, de ene roept de andere tevoorschijn. Niet één kan onafhankelijk van de andere bestaan. De vier elementen en hun kenmerken kunnen door de lichaamsgevoeligheid en het daaruit ontspringende bewustzijn waargenomen worden. Aarde, vuur en lucht zijn zodanig verbonden met het lichaam dat dit bewustzijn makkelijk voorhanden is. Zoals gezegd kunnen we het waterelement slechts door de andere elementen lichamelijk gewaarworden. Het is in dat opzicht al zo vergeestelijkt dat het slechts via het geestesbewustzijn kan worden waargenomen. Om de overige drie elementen geestelijk bewust te worden vraagt om een heel diepe concentratie. Alle vier kunnen geestelijk aangename of onaangename gevoelens oproepen die het lichaamsbewustzijn begeleiden. Als ze onaangename gevoelens oproepen, noemen we dat als een complex ‘pijn’. Maar als we deze pijn analyseren, vinden we bijvoorbeeld hardheid als kenmerk van het aarde-element en druk als kenmerk van het luchtelement. Omdat deze beide elementen niet in balans zijn, roepen ze een onaangenaam gevoel op, dat we meteen als ‘pijn’ zullen benoemen.
De samenstelling van de vier elementen heeft ook invloed op onze geest. Als ze niet in balans zijn voelen we ons niet in evenwicht en dat kan ook geestelijk tot onregelmatigheden leiden.
Natuurlijk hebben ook de uiterlijke elementen invloed op ons lichaam en onze geest. De vier elementen behouden hun positie door het element ruimte, dat het vijfde element vertegenwoordigt. Dit element is zowel het begin als het einde van alle manifestaties van een vorm.

 

Mandala van de vijf elementen

 

 

 

 

 

 

 

 

De elementen en het menselijk lichaam
In ons lichaam vormen de vier elementen groepen waarbij één element het grootste aandeel heeft. Dit wordt meestal als volgt weergegeven:
– Het aarde-element vertegenwoordigt haar, huid, spieren, pezen, botten, zenuwstelsel en veel organen.
– Het waterelement vertegenwoordigt alle vloeistoffen die in het lichaam aanwezig zijn zoals bloed  en lymfe en gal en uitscheidingsvloeistoffen zoals zweet, tranen en urine.
– Het vuurelement vertegenwoordigt de warmte die het lichaam op temperatuur houdt en de verteringswarmte en alle celstofwisselingsprocessen.
– Het luchtelement vertegenwoordigt de ademhaling en de vijf belangrijke winden (1) van het lichaam. Daarnaast biedt dit element het lichaam ondersteuning, waardoor het lichaam niet omvalt maar rechtop blijft staan.

De ‘elementgroepen’, denk bijvoorbeeld aan organen, zijn in het lichaam verschillend samengesteld. Ze bestaan in beginsel allemaal uit de vier grondelementen en hun kenmerken kleur, reuk en smaak. De aard van de groepen in ons lichaam is afhankelijk van hun ontstaansoorzaak, waarvan er vier zijn:
– onze vroegere daden (karma)
– bewustzijn
– temperatuur
– voeding
De laatste drie kunnen we beïnvloeden, terwijl de eerste haar oorzaak heeft in het verleden, zodat we die nu niet kunnen veranderen. Wat we wel kunnen doen is in relatie komen met ons karma, deze volkomen accepteren en terugbrengen naar de absolute geest.
Het vijfde element, de ruimte is uiteraard in alle organen aanwezig. Het is de oerkracht van waaruit alles is opgebouwd en waar alles weer naar zal terugkeren.

1. De leven ondersteunende wind; 2. de neerwaarts ledigende wind; 3. de opwaarts bewegende wind; 4. de gelijk verblijvende wind; 5. de doordringende wind.

 

In relatie zijn met jezelf én de ander, deel 8

Ruimte is geest
De vier elementen aarde, water, vuur en lucht zijn allemaal ontstaan uit ruimte.
Ruimte is een bijzonder fenomeen in die zin dat het moeilijk te definiëren is omdat het grenzeloos is. Pas wanneer er grenzen zijn kunnen we ruimte om ons heen ontdekken. Dit is eenvoudig na te voelen: als we naar onze kamer kijken dan kunnen we de afmetingen hiervan bepalen doordat er muren zijn. Het lichaam is ontstaan door ruimte en de vier elementen. Samen zorgen ze voor de vorm, de gestalte, van het lichaam.

Ruimte staat ook voor de geest. Om ons een goed beeld te kunnen vormen over de werking van de geest wordt de ruimte in tweeën gesplitst, namelijk in de absolute ruimte of absolute geest en de relatieve ruimte of relatieve geest.
De absolute ruimte of absolute geest bevindt zich als een innerlijk licht of innerlijke vlam in ons hartchakra en door meditatie kunnen we ons daarvan bewust worden.
De ruimte die gemengd is met materie wordt de relatieve geest genoemd en in onze cultuur de psyche. Lichaam en psyche vormen samen de persoonlijkheid.
Doordat we ons vaak niet bewust zijn van de absolute geest, die ook wel boeddhanatuur genoemd wordt, bevindt ons bewustzijn zich meestal in onze psyche. We gaan alles vanuit onze persoonlijkheid, de ik-identificatie, benaderen.
Dit leidt ertoe dat we onszelf belangrijk vinden en van daaruit onze wereld opbouwen. Deze ikgerichtheid zorgt ervoor dat we ons leven opdelen in het willen bezitten van iets of om van iets verlost te worden. Deze neiging van ons bewustzijn, de psyche, gebeurt vaak zonder dat we het in de gaten hebben en zorgt dat we ons uitgeput gaan voelen en in een onderhuidse onvrede belanden. We raken verstrikt en verward in onze eigen gemaakte gedachten en emoties. Omdat een neiging een gewoonte wordt en deze een geconditioneerdheid of verslaving wordt, wordt onze innerlijke onrust steeds groter.
Toch, als we het ontstaan van deze ongemakken of hindernissen zouden kunnen onderkennen dan zou de relatieve geest door meditatie kunnen leren zich te ontspannen. Deze ontspanning begint met het leren kennen van de absolute geest, de Boeddhanatuur.

De ongemakken of hindernissen zijn ontstaan door specifieke eigenschappen van de elementen die samenkomen in het ik-bewustzijn.
– Vanuit het aarde-element voelen we ons trots en vertalen dit naar het ons beter voelen dan de ander.
– Het waterelement veroorzaakt woede, om te zorgen dat we ergens niet bij betrokken zullen raken.
– Het vuurelement roept de begeerte op om datgene te krijgen wat we willen hebben.
– Het luchtelement geeft gedachten van jaloezie, waarbij we de ander niet zijn plaats gunnen.
– Het ruimte element vertegenwoordigt de onwetendheid; we zijn ons er niet van bewust dat we vanuit al deze hindernissen met onszelf omgaan.
Dit wordt ook wel de versluiering van de relatieve geest genoemd waardoor we geen juist beeld van onszelf hebben. Dit zorgt ervoor dat we eenzelfde versluiering naar de ander toe hebben. Immers, we kunnen niet buiten onszelf om handelen.
Het ‘in relatie zijn met onszelf’ heeft als consequentie dat we dan ook in relatie zijn met de ander.

Moeder en kind

Een mooie metafoor om in relatie te zijn met onszelf is een moeder met haar enig kind. De moeder is de ruimte, de Boeddhanatuur, de absolute geest. Deze bevindt zich in het hartchakra van ieder persoon. Het kind is de persoonlijkheid, die vanuit de psyche of relatieve geest zich allerlei gedachten heeft toegeëigend en daarmee verder het leven is gaan invullen. Het kind is dus het lichaam met het bijbehorend bewustzijn of psyche.
De moeder vertegenwoordigt de natuurlijke intelligentie, die niet in staat is één levend wezen te krenken aangezien alles onderling met elkaar verbonden is. Als er geen ‘ik’ of ‘mijn’ aanwezig is, is er ook geen ‘ander’. Dit wordt door Thich Nhat Hanh, één van de belangrijkste boeddhistische leraren van dit moment, beschreven als ‘inter-zijn’.
Het is de absolute ruimte of absolute geest zonder psyche, die gelukzalig is en alleen mededogen uitstraalt. Dit is de natuur van de geest in zijn oorspronkelijke zuivere staat.
Gelukzaligheid is een eigenschap van de geest, wat inhoudt dat we niet iets hoeven te doen om ons innerlijk gelukzalig te voelen. Het is een bewust worden dat onze natuurlijke intelligentie tevens gelukzalig is en dat we door middel van meditatie, het trainen van de geest, in staat zijn dit zelf te ervaren. Hetzelfde geldt voor mededogen.
Dan rijst natuurlijk de vraag wat we dan met onze psyche of ik aan zouden moeten. Zonder psyche zijn we niet in staat onze oorspronkelijke geest te herkennen. Met andere woorden: het kind is het medium om het licht in onszelf, de moeder of Boeddhanatuur te (her)ontdekken. 

 

In relatie zijn met jezelf én de ander, deel 9

De hindernissen zichzelf laten oplossen

In relatie zijn met onszelf wil zeggen dat we gelijk een moeder alles van het kind in ogenschouw nemen; er is een innige verbondenheid. Daarbij wijzen we niet iets af én juichen niets toe. De moeder of Boeddhanatuur is altijd neutraal: open, ruimte, licht, zonder oordeel, gelukzalig en in mededogen. Het is belangrijk het kind, onze psyche, in al zijn facetten te ontmoeten en niet te schrikken, ook al zijn de gedachten of beelden soms van dien aard dat we dit niet in onszelf voor mogelijk hadden gehouden. In eerste instantie zullen we als een reflex een afweerreactie produceren. Dit is een natuurlijke reflex van een niet getrainde geest, omdat deze in angst is. Angst voor onszelf, het kind in ons, de angst om het idee dat we over onszelf gevormd hebben kwijt te raken. De openheid van de relatieve geest in meditatie voelt als een bedreiging van het eigen territorium doordat we onszelf slechts van één kant kennen. Dit is meestal de kant die we in onze jeugd hebben meegekregen en waar we ons als volwassenen mee staande hebben gehouden.

Als we nu alles in onze relatieve geest toelaten valt ons eigengemaakte beeld over onszelf om. Wanneer we dit proces aangaan, zal er in eerste instantie een diepe twijfel ten aanzien van ons bestaan kunnen ontstaan. Als we hier doorheen gaan, wetend dat ook dit slechts één kant van de medaille is, en we blijven ademen, zullen we merken dat al deze gevoelens ‘als vanzelf’ wegebben. Als we bijvoorbeeld naar de essentie van de woede van het element water kijken en dit verwerpen noch cultiveren maar gewoon laten rusten in zichzelf, lost het op. De woede zelf is namelijk zuiver van aard. Slechts door onze gedachten die emoties worden vanwege de ego-fixatie, kan woede onheil veroorzaken.
Als we ons niet laten afleiden door de begeerte van het element vuur, en het ontdoen van het theatrale en erin ontspannen, lost het op. Dit zorgt voor waarachtige liefde, zonder eigenbelang. Het is het inzicht dat de relatie met onszelf veel warmte en liefde schenkt waardoor de hardvochtigheid naar onszelf toe verdwijnt.
Als we in staat zijn door de trots van het element aarde heen te gaan, waarbij we door onze territoriumdrift heengaan, zullen we onszelf kunnen waarderen en voeden.

Als we in staat zijn de gejaagdheid van het element wind, waardoor we onszelf in een voortdurende staat van dadendrang brengen, er gewoon te laten zijn, en als we het kijken naar de ander opgeven, zal onze jaloezie niet meer worden gevoed. Alleen zo kunnen we de relatie met onszelf verstevigen. Dan zijn we niet meer bang voor ruimte, onze bron. We zijn in staat alles wat we ontmoeten te omarmen, omdat we weten dat het een reflectie is van onze eigen geest en dat het allemaal afkomstig is uit diezelfde bron.

In relatie zijn met jezelf én de ander

Nu we onze bron, de moeder, herontdekt hebben zijn we in staat om prachtig mooie relaties met andere mensen aan te gaan. De relaties zijn veel meer op geestelijke groei dan op persoonlijke problematiek geënt. Dit houdt in dat we elkaar inspireren waardoor er geestelijke verfijning optreedt. Natuurlijk komen er persoonlijke zaken aan de orde, dat is inherent aan een relatie. Doordat we echter binnen onze relaties ieders innerlijke bron, het innerlijk weten, in alles respecteren zullen we oneindig veel met elkaar kunnen ervaren. Het zijn innige ervaringen, die al onze persoonlijke besognes overstijgen. Door ons kind, de persoonlijkheid, in alle relaties mee te laten genieten zal deze ‘als vanzelf’ al zijn versluieringen kunnen opgeven. Onze relaties zijn dan met recht in onderlinge verbondenheid.

Er is een eenvoudige oefening om de relatie met onszelf én de ander te ontdekken. We maken daarbij gebruik van het woord Boeddha, waarbij de Boeddhanatuur in onszelf én de Boeddhanatuur in de ander elkaar kunnen ontmoeten.
We kunnen het woord Boeddha op verschillende wijzen interpreteren. Boeddha is de Leraar, Boeddha is de ontwaakte geest (1) en Boeddha is ook een klank. Deze bestaat uit twee aspecten: de ‘oe’ en de ‘a’. De ‘oe’ staat voor de relatieve geest die zich kan uiten in een gedachte of een vorm; de ‘a’ staat voor de absolute geest, die helder en leeg is.


Boeddha

–  Wees aanwezig bij je ademhaling, het rijzen en het dalen van de buik en open het hartchakra waarin je de klank ‘Boeddha’ laat weerklinken;
–  Door de klank te herhalen in dit chakra ontstaat daar een trilling;
–  Wrijf je handpalmen tegen elkaar en merk op hoe de trilling vanuit het hartchakra naar beide armen en handen toegaat;
–  Blijf steeds als een mantra het woord ‘Boeddha’ herhalen en merk op dat er steeds meer energie vrijkomt;
–  Breng nu de handpalmen in rust tegen elkaar aan en ervaar;
–  Breng nu het middelste gedeelte van de handpalmen wat uit elkaar en ontdek de kracht van de energie tussen de handpalmen;
–  Ervaar deze energie die de relatie met onszelf vertegenwoordigt;
–  Schenk deze energie aan familie, vrienden en kennissen door de handpalmen te openen;
–  Ervaar de relatie met hen, de onderlinge verbondenheid, in dit moment.


(1) Boeddha in het Sanskriet buddha. Het woord buddha, komt van het werkwoord budh dat ontwaken of tot inzicht komen betekent. Het staat voor een specifieke toestand van de geest en wordt gebruikt als eigennaam voor iemand die deze toestand heeft bereikt.

Stichting Bodhisattva heeft toestemming van de redactie van maandblad Spiegelbeeld om deze tekst zelf te publiceren.